“Het kind uit de dessa” - Soldaat G. Caf�

Verhalen
De Australische tanker  Soeng Sang 28 mei 1948
A-  A+

Gabriël Café

Ons oude loodsbootje met zijn 2 cylinder Lister dieseltje is afgedankt en afgevoerd. De Gouvernements Marine heeft een gloednieuwe boot bij ons gestationeerd. Een moderne Amerikaanse loods/reddingsboot. In de machinekamer ligt een 8 cylinder Caterpillar diesel, een beest van een motor. Het 38 voet lange schip vaart ongeveer 18 mijl per uur. De eerste klant die nu om een loods vraagt is een Australische tanker. Het schip gaat niet voor anker maar vaart rustig door. Wegens het getij kan hij zich geen stilstand permitteren. Alsof hij wist dat wij nu over een snelle boot beschikken, vaart de gezagvoerder gewoon door, richting Moesi monding. De lege tanker lijkt op een omgevallen flatgebouw en ligt onwijs hoog op de golven. De gigantische scheepsschroeven steken half boven water en als monsterlijke gehaktmolens slaan zij het blauwe water van Straat Bangka tot wit schuim. De tanker moet nu toch wat vaart minderen om de loods aan boord te kunnen nemen! Terwijl wij juist achter het enorme schip langsvaren om aan lijzijde te kunnen komen, laat de Australische kapitein de motoren achteruit slaan. De drie meter lange propellerbladen draaien nu in tegengestelde richting en zuigen ons naar de tanker. Dank zij de Caterpillermotor blijven wij het woeste geweld de baas. Je moet er toch niet aan denken wat er gebeurd zou zijn als onze motor afgeslagen was!. De scheepsschroeven zouden zeker kachelhout van ons gemaakt hebben.

 

Samen met Hans klim ik brutaal achter de loods aan, mee naar boven. Met zijn drieën de 8 meter hoge zwiepende touwladder op. Je kunt maar beter niet achterom kijken. Een tikkeltje verdwaasd kijken wij even later over het scheepsdek, een dek ter grootte van een voetbalveld. Al snel komt een van de dekofficieren op ons afgestevend. Wat de heren soldaten wensten, vroeg hij, een tikkeltje argwanend. "Of de Australische koopvaardij wat te eten heeft voor "Hollands glorie" vroeg ik beleefd in m'n beste steenkolenengels. Of wij maar even mee wilden komen naar de kombuis, was het antwoord. De enorme kombuis leek wel luilekkerland, het sprookje van Hans en Grietje. Hans stond al naast mij maar Grietje zag ik nog niet. De kok was heel aardig en vrijgevig. Wij kregen een zak meel zonder torren en echte rijst zonder vreemde beestjes, groenten en tutti frutti, worsten en diepvriesvlees (ik weet nu weer hoe 'koud' aanvoelt.) Bier uit Australië, sigaretten en snoepgoed uit Hong Kong. Waarom zijn onze officieren niet als deze koopvaardijofficieren? Trouwens, hoe ziet een landmacht¬officier er ook alweer uit?. Uitbundig en dankbaar namen wij afscheid van de Australische scheepskok. Terug op de Albatros nam vd.Linden, onze eigen kok, de buit van ons over. Met tranen in zijn ogen zette hij zijn koksmuts op, hij geraakte in trance en binnen een half uur kwam hij een culinair hoogtepunt